Immigratie en asiel
Immigratie naar Europa is mogelijk. Dit is zelfs nodig om de economie draaiende te houden. Immigranten kunnen zich via de ambassade aanmelden om in aanmerking te komen om naar Europa te immigreren. Hiervoor moeten zij aan volgende eisen voldoen:
- Inkomstenzekerheid voor minstens 5 jaar
- Huisvestingszekerheid voor minstens 3 jaar
- Bewijs dat zij geen crimineel zijn
- Slagen met minstens 60% op een examen over de Europese wetgeving
- Slagen met minstens 75% op een examen Engels, of taal van de staat waar zij zich willen vestigen.
Dit is de meest legale en correcte manier om te immigreren. Maar ook zijn er jaarlijks duizenden vluchtelingen die asiel aanvragen om in Europa binnen te mogen. Ten eerste moeten zij op voldoen aan de Conventie van Genève betreffende de staat van vluchtelingen. Ook hebben zij bepaalde specifieke eisen waaraan zij moeten voldoen:
- Bewijzen geen crimineel te zijn
- Slagen met minstens 60% op een examen over de Europese wetgeving
- Slagen met minstens 75% op een examen Engels, of taal van de staat waar zij zich willen vestigen
- Eigen inkomsten hebben binnen de 2 jaar
- Een huisvesting regelen binnen de 2 jaar.
Indien de vluchteling niet slaagt in één van volgende zaken kan hij of zij verplicht worden terug te keren naar het land van herkomst. De asielprocedure mag maximaal 2 jaar duren. Ook is er een maximum van 0,25% van het inwonersaantal van een bepaalde staat dat asiel mag krijgen per jaar. Dit om geen overvloed aan asielzoekers en vluchtelingen te krijgen.
De laatste mogelijkheid is immigratie via adoptie. Tot en met de leeftijd van 2 jaar is dit zonder problemen mogelijk zolang er opvoeders zijn. Vanaf de leeftijd van 2 jaar tot en met 12 jaar wordt de achtergrond van het kind eerst grondig gescreend. Na deze screening wordt het kind zelf ook getest op psychologische en fysieke capaciteiten.
Een kind, ouder dan 12 jaar, wordt ook getest op zijn kennis van de taal. Ook mogen kinderen ouder dan 12 jaar enkel geadopteerd worden indien de ouders beiden overleden zijn.
Economie
De economie omvat het beleid voor alle ondernemingen en inkomens en uitgaven van de staat, maar ook andere geldzaken vallen onder economie. Deze zijn gelijk in heel Europa. Hier mag geen enkel gewest van afwijken.
Ondernemingen
Om te beginnen zullen we streng moeten zijn voor de banken. Banken hebben een belangrijke functie binnen onze economie. We kunnen niet tolereren dat zij ons in gevaar brengen. Daarom is elke bank verplicht om een vzw te zijn. Op die manier kunnen zij geen risico’s meer nemen met het geld van de klant. Natuurlijk mogen zij winst maken, maar de winst moet voor 10% verdeeld worden onder de klanten, voor 70% terug in de bank geïnvesteerd worden, 5% van de winst mag uitgekeerd worden aan de aandeelhouders, en de overige 15% gaat naar een bonus voor het personeel. Deze bonus moet voor elke werknemer gelijk zijn.
De rente die banken aanrekenen voor hypotheekleningen mag niet hoger liggen dan 40% van het geleend kapitaal. Dit wil dus zeggen dat men bij een lening van 200.000 euro maar maximaal 80.000 euro extra mag ontvangen aan rente. Dit bedrag telt bij de langst mogelijke termijn. Dus het rentepercentage blijft gelijk bij eender welke termijn. In het geval van dit voorbeeld is dit dus 0,111% rente per maand of 1,333% rente per jaar.
Voor andere leningen mogen zij een rente tot 5% aanrekenen.
De rente van de spaarboekjes zal bijgevolg natuurlijk ook niet zeer hoog liggen, met een maximaal percentage van 2%. Dit lijkt natuurlijk laag, maar een bank heeft maar één functie: het beheren van het geld van de klant, zonder enig risico. Indien men geld wil verdienen moet men een job beoefenen of investeren in ondernemingen.
De lonen van bedrijfsleiders van overheidsbedrijven en banken zijn gelijkgesteld aan de lonen van de voorzitters van de gewestelijke regeringen. De bonussen die zij kunnen ontvangen zijn maximaal 10% van het jaarloon. De bedrijfsleiders moeten die functie dan ook niet vervullen vanwege het hoge loon, maar zij moeten bekwaam en betrouwbaar zijn.
Alle andere ondernemingen mogen zelf beslissen hoe zij hun bedrijfsleiders verlonen, maar indien het bedrijf moet besparen, is men verplicht eerst te besparen op de kosten voor de bedrijfstop. Het kan niet getolereerd worden dat een onderneming ook maar één werknemer ontslaat of loonsverlaging verplicht zonder dat de bedrijfstop ook maar één eurocent minder verdient of uitgeeft aan eigen kosten. Indien men toch denkt zichzelf een dikke bonus te geven terwijl zij de werknemers hun loon verlagen of iemand de deur wijzen vanwege de besparingen, kunnen zij gestraft worden. Deze straffen zijn vastgesteld op 5 tot 15 jaar gevangenisstraf of een overname door de bevoegde overheid zonder ook maar één eurocent hiervoor te moeten betalen.
Behalve op het vlak van verloning van de bedrijfstop, worden overheidsbedrijven en banken gezien als een gewone onderneming.
Natuurlijk moeten de loonkosten ook realistisch zijn. Daarom is dit zeer gemakkelijk. Op elke werknemer betaalt de werkgever 5% belastingen, berekend op het bruto jaarloon van de werknemer, en 15% RSZ. Op die manier heeft de werknemer per werknemer 20% extra kosten te betalen.
Ook de ontslagpremie wordt streng gereglementeerd. Voor bedrijven moet de werkgever 5% van het jaarloon uitbetalen per jaar dat de werknemer in het bedrijf werkt met een maximaal van 15 jaar. Het percentage stijgt met 2,5% per 5 jaar met een maximum van 4 stijgingen.
Inkomsten en uitgaven van de overheid
Uiteraard moet de overheid ook inkomsten hebben. Daarom is er een vlaktaks voor ondernemingen van 25% op de winst. Voor de rest vallen alle subsidies en aftrekposten voor ondernemingen weg. Enkel vzw’s die zich inzetten voor cultuur en sociale aangelegenheden (jeugdbewegingen, muziekscholen, tekenscholen…) kunnen beroep doen op subsidies. Deze subsidies zijn begrensd op 250 euro per lid.
Ook de bevolking moet zijn duit in het zakje doen natuurlijk. Ook zij hebben een vlaktaks, maar deze ligt op 22,5% van het jaarloon voor de werkende mens. Een werkloze burger moet 27,5% belastingen betalen op zijn werkloosheidsuitkering, maar per gewerkt half jaar genieten zij een maand van de belasting voor een werkende burger. Voor studenten geldt dan weer een percentage van 15% belastingen op hun jaarloon. Van dit percentage kan niets afgehouden worden. Wie wegens gezondheidsredenen niet kan werken, betaalt hetzelfde percentage als studenten.
Voor de sociale zekerheid geldt een percentage van 7,5% op het maandloon dat zij per maand aan de overheid afstaan. Bij werklozen gaat er 10% van hun werkloosheidsuitkering af voor de sociale zekerheid, en bij studenten 5%.
Dit wil dus zeggen dat een werknemer 30% van zijn loon moet afstaan aan de overheid, een werkloze daarentegen verliest 37,5% van zijn werkloosheidsuitkering. Een student geeft 20% af aan de staat.
Met ander woorden: een werknemer die bruto 2000 euro verdient uiteindelijk 2000 euro – 150 euro RSZ – 450 euro belastingen = 1400 euro per maand verdient. Dit kan natuurlijk aangevuld worden met extralegale voordelen. Ook is er op het einde van het jaar geen eindafrekening van de belastingen meer.
De inkomsten die een burger verdient via spaarrekeningen worden belast met 10%. De inkomsten via aandelen hebben daarentegen een belasting van 15%. Wie inkomsten krijgt via obligaties of kasbons moet hierop 12,5% belastingen betalen, net zoals de inkomsten op het verhuren van vastgoed. Wie bedrijfsvastgoed verhuurd, moet 25% belastingen betalen. Deze belastingen worden onmiddellijk verrekend bij de inning.
Ook zijn er extra belastingen, zoals btw, wegentaks, BIV, taksen op brandstof, milieutaks, grondtaks, registratierechten, successierechten/giftentaks en administratiekosten. Elke andere vorm van belastingen is niet toegestaan. Wat wel mag, is onkostenvergoedingen vragen, zoals de kosten voor het produceren van identiteitskaarten en rijbewijzen. Deze kosten mogen enkel de kosten van de productie bevatten en niet de administratiekosten. Deze kosten worden apart berekend.
De btw is een rechtstreekse inkomst op de aankoop van goederen. De algemene regel is 10%, maar voor levensbelangrijke zaken (voeding, energie, water) is dit percentage 5% en luxegoederen hebben een percentage van 20%.
Administratiekosten zijn kosten die gemaakt zijn voor administratieve zaken. Deze kosten bedragen 2 euro per keer dat u ergens administratieve zaken hebt te regelen voor de overheid. Deze kosten worden bijgehouden door een registratie met de identiteitskaart. Elk jaar krijgt u een afrekening voor deze kosten.
Ook moet er natuurlijk gedacht worden aan het milieu, daarom is een milieutaks belangrijk. Op die manier is er de mogelijkheid om voor een gezond milieu te zorgen. Hiervoor wordt het principe van ‘de verbruiker betaalt’ ingevoerd. Dit houdt in dat men uw afval weegt en per kilo afval wordt er op volgende manier getaxeerd: groenafval kost 0,01 euro/kilo, restafval en PMD kost 0,05 euro/kilo, KGA kost 0,50 euro/kilo.
Hoe erg het ook is, ook op erfenissen en giften zullen taksen geheven worden. Deze taksen zijn geen vlaktaksen. Op een erfenis/gift ter waarde van maximaal 50.000 euro wordt 10% taks geheven. Bij een erfenis tussen de 50.000 euro en 250.000 euro gaat er 20% naar de staat. Nog een trapje hoger, begrensd op 1 miljoen euro gaat er 25% naar de overheid, en alles boven 1 miljoen wordt belast met een percentage van 35%.
De grondtaks wordt berekend aan de hand van de grondoppervlakte en het soort grond. Voor elke m² bouwgrond betaalt men 0,20 euro aan taksen. Landbouwgrond en bosgrond daarentegen kost maar 0,05 euro per vierkante meter. Maar op industriegrond betaalt men 0,30 euro/m². Recreatiegrond moet natuurlijk ook belast worden. Deze soort grond kost 0,15 euro/m².
De taks op brandstof telt voor elke brandstof die nodig is om een wagen te laten rijden, uitgezonderd milieuvriendelijke brandstoffen. Op deze brandstoffen wordt een taks van 75% geheven.
De wegentaks is een uitzonderlijke regeling. Deze belasting wordt berekend op verschillende zaken. Ten eerste is er de CO²-uitstoot die meetelt, maar ook het aantal kilometer dat gereden is, telt hierin mee. Per 1000 kilometer per jaar betaalt men 4 euro. Voor de wegentaks op het gebied van de CO²-uitstoot is de formule zeer gemakkelijk: CO²-uitstoot x 2,2.
De BIV is net zo gemakkelijk te berekenen als de wegentaks. De CO²-uitstoot x cilinderinhoud/1000. Aangezien de BIV een belasting is voor inverkeersstelling, moet deze enkel betaald worden op een nieuwe wagen. De inschrijving van een wagen, tweedehands of nieuw, kost 100 euro. Deze kost wordt bij een nieuwe wagen bij de BIV geteld.
Ook op de aankoop van een huis worden taksen betaald. Deze taksen bedragen 5% van de prijs. Of het nu klein of groot beschrijf is.
De munteenheid is de euro. De euro mag niet schommelen in waarde, waardoor de Nationale Bank van Europa een zeer zware taak op de schouders krijgt. Ze moet er namelijk voor zorgen dat bij een daling in waarde minder euro's op de markt terecht komen, maar bij een stijging in waarde, dat er meer euro's op de markt komen. Een munteenheid mag, net zoals levensnoodzakelijke producten, geen speculatiemiddel zijn. Indien dit wel het geval is, zal de schuldige opdraaien voor alle schade die geleden wordt door de burgers.
Natuurlijk zijn er ook uitgaven die moeten gebeuren door overheden, zoals onderhoudswerken, betalingen van pensioenen, uitkering van werkloosheid etc. Deze uitgaven worden geclassificeerd in verschillende onderdelen:
-
Levensnoodzakelijk: Pensioenen, werkloosheid, ziektezorg, lonen van overheidspersoneel. Levensnoodzakelijke uitgaven zijn de belangrijkste uitgaven. Indien een crisis zich voordoet, zijn dit de laatste kosten waarin bespaard mag worden. Indien men hierin wil besparen mag men maximaal 10% van de kosten proberen te vermijden, maar deze mogen niet ten koste gaan van de laagste bevolkingsklasse. Indien men hierin wil besparen, zijn het de burgers die het hoogste bedrag ontvangen die zullen moeten inleveren.
-
Noodzakelijk maar niet van levensbelang: Onderhoudswerken aan wegen, onderhoudswerken aan overheidsgebouwen, natuurbehoud... Deze kosten moeten ook zoveel mogelijk beschermd worden tegen besparingen, maar kunnen uitgesteld worden indien nodig. Deze kosten mogen een maximale besparing van 15% kennen.
-
Normale kosten: terugbetaling van onkostenvergoedingen aan ministers, hulp aan derde wereld, investeringen in overheidsbedrijven. Deze kosten zijn de eerste die moeten verminderd worden bij een crisis. De maximale besparing is 50%.
Zoals u kunt zien is de indeling van de klasses gezien vanuit het standpunt van de burger. De burgers hebben geen baat bij onkostenvergoedingen aan ministers of hulp aan de derde wereld. Hoe hard het ook klinkt, is deze hulp van geen belang voor de burgers van Europa. Zij moeten dan ook niet opdraaien voor de budgetten die de overheid hieraan wil uitgeven. Ook de investeringen in overheidsbedrijven wordt gezien als normale kost, omdat deze bedrijven zelf winst maken. Zij kunnen dus zelf met hun eigen winst investeren waardoor de burger hier wederom niet voor moet opdraaien.
Bankgeheim
Het bankgeheim wordt opgeheven. Banken zijn verplicht om alle gegevens in een algemene databank te plaatsen waar de overheid ten allen tijde zaken kan uit opvragen. Dit zal u misschien zien als schending van de privacy, maar indien u niets onwettigs doet, zult u ook geen schrik moeten hebben dat u iets ten laste gelegd zal worden.
Door de banken alles in een algemene databank op te slagen, kan er wel voor gezorgd worden dat bij onwettigheden in uw nadeel sneller ingegrepen kan worden. Natuurlijk zal zwartwerk niet meer mogelijk zijn, of toch in mindere maten, maar met een eerlijk belastingstelsel is dit ook niet nodig.
Werk
Elke burger is verplicht om in zijn leven te werken indien hij wil overleven in deze maatschappij. Als we de werkgevers hun gang laten gaan, zullen zij de werknemer uitpersen tot er niets van overschiet. Ja, ik bedoel hiermee dat werkgevers enkel maar egoïstische, egotrippende kapitalisten zijn. Dit is niet leefbaar voor de gemiddelde werknemer, en daarom zullen we streng moeten zijn voor de werkgever.
Om te beginnen zijn er een aantal regels die algemeen zijn voor elke werkgever. Deze regels zorgen voor een werkvloer waar het werken aangenaam is en respect belangrijk is. Ook gezondheid is een belangrijk aspect in een onderneming waar nu en dan al eens minder naar gekeken wordt. En als laatste punt moeten we zorgen voor een veilige werkplaats vooraleer we tevreden zijn.
Elke voltijdse werknemer werkt minimaal 36 uur en maximaal 60 per week. Per dag mag er maximaal 12 uur aan een stuk gewerkt worden. Tussen de 12 uur van de eerste dag en de 12 uur van de volgende dag moet de werknemer minstens 8 uur thuis zijn, exclusief reistijd. Ook mag een werknemer maximaal 6 dagen op een rij werken. Natuurlijk mogen voltijdse werknemers een speciale uurregeling (4/5) aanvragen waarbij zij 8 uur minder mogen werken. Elke werknemer heeft recht op 3 dagen vakantie per gewerkte maand in een werkweek van 40 uur, of 36 dagen per jaar. Indien de werkweek langer duurt, komt er per 20 uur een halve dag extra bij. Indien u dus een werkweek van 60 uur heeft, krijgt u 3,5 dagen per gewerkte maand, wat neerkomt op 42 vakantiedagen. Dit zijn enkel de betaalde vakantiedagen. Een werkgever kan beslissen om extra dagen te geven.
Een deeltijdse werknemer mag 10 tot 20 uur per week werken. Het maximaal aantal uur per dag is vier. Ook voor hen geldt dat zij maximaal 6 dagen op rij mogen werken. Een deeltijdse werknemer krijgt per maand één vakantiedag. Voor de rest gelden dezelfde regels voor deeltijdse werknemer als voor voltijdse werknemers.
Werknemers die op hoogte, in een stoffige omgeving, in hoge (+26°c) of lage (minder dan 8°c) temperaturen werken hebben recht op minimaal 10 minuten rustpauze om de twee uur. Ook heeft deze werknemer recht op een vergoeding van minimaal 2 euro per dag per categorie. Wie dus in alle categorieën valt, krijgt 6 euro per dag extra.
Natuurlijk is het allemaal mooi om over werkuren en vergoedingen te spreken, maar wat met het minimumloon? Wel, dat is heel simpel. Welke job u ook beoefent, u wordt per uur betaald. Geen maandlonen meer, zoals momenteel de wet is voor bedienden. Het minimum uurloon ligt vast op 10 euro per uur. Of u nu hooggeschoold, laaggeschoold,diplomaloos of doctor bent, uw loon zal nooit onder de 10 euro per uur mogen dalen.
Vanwege gezondheidsredenen is een bedrijf verplicht om met zo modern mogelijk materiaal te werken. Indien men kan werken met een kraan, bulldozer, hijskraan, vorklift of bobcat, moet men dit doen. Men kan niet verplichten aan de werknemers om met de hand te scheppen indien er andere mogelijkheden zijn. Dat geldt ook bij kuisopdrachten. Deze moeten verplicht met een machine indien voor handen.
Ook vanwege de gezondheid en veiligheid mag men maximaal een gewicht van 25 kilo dragen, onder welke omstandigheden dan ook.
Op zich is het gemakkelijk om allemaal regels op te stellen voor de werkgever, maar ook de werknemer moet zijn verantwoordelijkheden nemen. Indien de werknemer van baan wil veranderen is hij verplicht om een opzegtermijn te doen. Deze termijn is 2 weken indien het ontslag binnen de vijf jaar valt. Nadien komt er per twee jaar 2 weken bij, met een maximum van 6 maanden. Maar ook als een werkgever het ontslag geeft is er een opzegtermijn. Deze bedraagt één maand per jaar dat de werknemer in dienst is, met een maximum van 6 maanden.
Om tijdelijke werkkrachten te besparen van uitbuiting, is men verplicht na 6 maanden een vast contract aan te bieden. Indien de werkgever geen vast contract aanbiedt, mag hij de werknemer 18 maanden niet meer in dienst nemen. Als hij de termijn overschrijdt, moet de werkgever een bonus van 100 euro per week betalen.
Natuurlijk betekent een werkende bevolking ook dat sommige mensen uit de boot vallen en zonder werk zitten. Dit is altijd mogelijk in een maatschappij als de onze. Niet iedereen is geschikt voor eender welke functie. Daarom moet er ook een vangnet zijn voor werklozen. Werklozen krijgen 6 maanden lang de tijd om een nieuwe job te zoeken. Hiervoor kunnen ze rekenen op hulp van gespecialiseerde organisaties. Voor dat deze organisaties mensen mogen oproepen om een job te zoeken, mogen deze mensen ook niet via interim aan de slag zijn, en moet men eerst telefonisch of via e-mail contact opnemen met de persoon in kwestie. Indien deze persoon kan bewijzen dat hij nog volop aan het werk is, hoeft hij of zij niet in te gaan op de uitnodiging van de bevoegde instelling.
De werkloosheidsuitkering is zeer strikt. Elke werkloze krijgt een minimumuitkering die 80% van het loon bedraagt dat hij of zij de laatste drie maanden verdiende met een maximum van 1800 euro netto. Dit voor een periode van minimum 1 maand en maximum 1 jaar. Per gewerkt half jaar komt er een extra maand bij. Indien de werkloze na deze periode nog steeds geen ander werk gevonden heeft, zal de werkloosheid afgebouwd worden met 10% per maand naar een minimumuitkering van 1000 euro netto per maand. Ook zal de werkloze uitgenodigd worden om in aanmerking te komen voor een gratis opleiding om een knelpuntberoep uit te kunnen oefenen.
Op een bepaalde leeftijd zijn we te oud om nog functioneel te zijn in het werkleven. Deze beperking is voor ieder van ons hetzelfde. Een pensioen kan bekomen worden vanaf 45 werkende jaren of 40 werkende jaren mits een vermindering van het pensioen met 20%.
De basis om het pensioen op te berekenen is het maandloon van de laatste 5 jaar. Hier neemt men 75% van als pensioen, met een maximum van 1750 euro. Omdat sommige mensen aan een minimumloon werken, is er ook een minimum van 1100 euro als pensioen.
De overheden
Als burger van Europa hebben we, even snel gerekend, 6 overheden die beslissen over ons doen en laten. Die belastingen innen op onze inkomsten. 6 overheden die geld betaald moeten worden, samen met hun personeel. Een beetje overdreven. Vindt u ook niet? Waarom hebben we 6 overheden nodig die beslissen over ons leven? Kan dat niet eenvoudiger?
Natuurlijk kan dat! Europa moet geen continent zijn met verschillende landen, maar een land met verschillende staten. Met de VS als voorbeeld. Eén groot land, één sterke macht. Door van Europa één land te maken, kunnen we ook ineens een aantal regeringen dumpen. Waarvoor zouden we nog een gemeentebestuur moeten hebben? Het provinciebestuur is de laagste bestuursvorm per staat. Boven de provincie staat het bestuur dat we nu de gewestelijke regering noemen. Dus met andere woorden, de Vlaamse en de Waalse regering. Dat is de hoogste bestuursvorm per staat. De enige hogere regering is de Europese regering. Zij beslissen wat nodig is voor ons.
De Europese regering is ook het enige bestuur dat inkomsten kan creëren aan de hand van belastingen. Vanuit Europa wordt het geld dan verdeeld aan de staten. Deze staten krijgen een bepaald budget, berekend aan de hand van de inkomsten die hun bevolking bezorgt aan Europa. De staten en provincies hebben natuurlijk wel het recht om bedrijven op te richten die zorgen voor extra inkomsten voor hen. Maar voor dat deze bedrijven opgestart worden, moet men de bevolking raadplegen of er wel nood is aan het bedrijf dat ze willen oprichten. De bedrijven die opgericht worden, zullen dan naamloze vennootschappen moeten zijn. Van deze bedrijven krijgen alle inwoners, ouder dan 18 jaar en in het bezit van hun burgerrechten, samen 60% van de aandelen. Dit aandeel is een persoonlijk bezit, maar kan op de beurs verkocht worden. Deze aandelen mogen maximum 150 euro per aandeel aan dividenden opbrengen.
Door de bevolking zelf 60% van de aandelen in het bezit te geven, zal de overheid altijd hun mensen moeten raadplegen vooraleer zij immense bonussen geven aan het bestuur. Ook bij momenten van besparingen zullen zij hierdoor eerst de mensen moeten raadplegen of een afvloeiing wel de correcte oplossing is.
Natuurlijk is er een democratie in ons Europa, dus hebben we een regering, bestaande uit ministers en een voorzitter. De voorzitter per provincie krijgt de naam burgemeester, het gewest wordt geleid door een eerste minister of premier en Europa staat onder leiding van de president. Op zich is dit geen echte verandering tegenover de huidige tijd, maar er mogen ook maximaal 20 ministers per bestuursvorm zijn.
De verkiezingen vallen allen gelijktijdig om de 5 jaar en verkiezingscampagnes mogen maar 3 maanden duren. Vanaf een half jaar voor de verkiezingen tot en met 3 maanden voor de verkiezingen. Ook is het campagnebudget begrensd. Elke partij mag maximaal 250.000 euro gebruiken voor hun campagne. Dit is geld van de partijleden zelf. De partijen krijgen geen geld van de overheid om campagne te voeren, maar elke beginnende partij krijgt 500.000 euro, met een maximum van 8 partijen in Europa. Als zij willen blijven bestaan, moeten zij zelf voor hun verdere inkomsten zorgen. Iedereen heeft het recht om deel te nemen aan de verkiezingen, indien zij 500 handtekeningen kunnen verkrijgen van meerderjarige provinciegenoten en geen enkel mensenrecht schenden in hun programma. Men moet namelijk geen lid zijn van een partij om deel te nemen aan de verkiezingen. Onafhankelijk verkiesbare personen vallen onder de categorie onafhankelijk. Zij moeten wel alles zelf financieren.
De verkiezingen zelf gebeuren ook niet op de huidige manier. De verkiezingen worden ingedeeld in rondes. In de eerste ronde worden de partijen verkozen die deelnemen aan de regeringsvorming. Elke partij die deel wil nemen aan de vorming van de regering moet minstens 20% van de stemmen hebben. Indien er geen enkele partij meer dan 20% van de stemmen behaalt, zullen de drie partijen met de meeste stemmen het tegen elkaar opnemen in ronde twee. Tussen deze twee stemrondes zitten maximaal 2 weken.
Als de grootste partijen gekozen zijn, zal er één maand later een derde ronde volgen waar men mag stemmen op de persoon die men als minister van een bepaalde bevoegdheid wil hebben. Op die manier is er geen enkele partij die zelf beslist wie welke post krijgt.
Nadien volgt ronde vier waarbij de president van Europa wordt verkozen. De president moet één van de ministers van de vorige regeringstermijn zijn.
Elke minister mag maar maximaal 2 termijnen minister van de regeringsvorm zijn waarin zij zetelen. Maar er is ook een opvolgende trap. De ministers van Europa worden gekozen uit de ministers van de vorige termijn van het gewestelijke bestuur. De gewestelijke ministers worden dan weer verkozen uit de ministers van de provinciale regering. Enkel indien de verkozen partij niet in de vorige regering zetelde, mag zij een nieuwe minister naar voren schuiven voor een hogere bestuursvorm. De lonen van de ministers zijn op de volgende manier ingedeeld:
- Voorzitter: Maximaal 10% meer dan de ministers
- Ministers van Europa: Maximaal 25% meer dan de ministers van de gewesten.
- Ministers van de gewesten: Maximaal 20% meer dan de ministers van de provincies.
- Ministers van provincies: Maximaal 15% meer dan het gemiddelde van de burgers in Europa.
Elke minister beschikt over een auto van maximaal 50.000 euro, een chauffeur en een onkostenvergoeding van 50%. In de onkostenvergoeding vallen verplaatsingskosten, kledijkosten en overnachtingskosten. Maaltijden mogen maximaal voor 25% terugbetaald worden. De onkosten mogen maar maximaal 25.000 euro bedragen per jaar.
Verplaatsingen moeten hoofdzakelijk op de goedkoopste en snelste manier gebeuren. Indien men minder dan 2000 kilometer ver moet zijn, is de minister of voorzitter verplicht de wagen te gebruiken.
De burgers zijn niet verplicht om te gaan stemmen, maar wie wel stemt krijgt per stemronde een dag extra vrijaf. Stemmen kan thuis via de computer en met de elektronische identiteitskaart. Iedere burger kan maximaal één keer stemmen. Indien men geen computer heeft, is er de mogelijkheid om in het stembureau te gaan stemmen.